Het rapport 2013 is klaar! Hierin een bedrijfseconomische analyse
van de melkveehouderij op Kampereiland. Alle deelnemende bedrijven hebben een
papieren versie ontvangen per post. Daarnaast is een digitale versie te vinden via
deze link (let op: via Windows Internet Explorer lijkt het minder goed te gaan als met bijvoorbeeld Chrome als browser. U kunt de link ook aanklikken met de rechtermuisknop en kiezen voor downloaden op uw eigen pc).
Het is geen verrassing dat er meer verdiend is dan in 2010
door de hogere melkprijs. Ook in 2013 is er weer een verschil tussen het
gemiddelde bedrijf op Kampereiland en het gelijkwaardige bedrijf buiten
Kampereiland. Het gemiddelde bedrijf op Kampereiland heeft een lager bedrag aan het einde van het jaar als vergoeding voor arbeid en eigen vermogen. De verschillen tussen de bedrijven op Kampereiland zijn echter
ook in 2013 weer groot, misschien is dat nog wel een veel belangrijker
conclusie.
De cijfers geven aan dat het gemiddelde Kampereiland bedrijf
in 2013 technisch-economisch net zo draait als het vergelijkbare bedrijf buiten
Kampereiland. Waar er in 2010 hogere kosten waren is dat in 2013 niet meer het
geval. Er ontstaat wel een verschil als we kijken naar de kosten voor de
productiefactoren land en kapitaal. Dit leidt uiteindelijk naar een iets lagere
vergoeding voor de geleverde arbeid en het eigen vermogen voor het Kampereiland
bedrijf. Het verschil is wel kleiner geworden ten opzichte van 2010. Net als in
2010 zijn de volledige tabellen opgenomen waardoor een ieder die dit wil de
cijfers zelf kan bestuderen.
Door het promotieonderzoek is ook bekend wie in welke
‘deelgroep’ zit. We konden dus ook het gemiddelde uitrekenen voor de 3
deelgroepen: ‘maximaal melk’, ‘balans melk’ en ‘melk plus’. Deze groepen zijn
ontstaan door de verschillen in antwoorden op de vraag hoe je als ondernemer
denkt een inkomen te kunnen (blijven) behalen met het melkveebedrijf. Deze
gemiddelden leverden voor de projectgroep best verrassende resultaten op. Van
de ‘melk plus groep’, zeg maar ‘de verbreders’, wordt nogal eens gedacht dat
het een economische noodzaak is om er iets ‘naast’ te doen. Uit de cijfers in
ons rapport blijkt die economische noodzaak echter niet. Er lijkt dus meer
sprake van een verschil tussen de ondernemers, hoe kijk je naar de
mogelijkheden, dan dat het gaat om een
economische noodzaak.
De projectgroep denkt dat in de cijfers duidelijk wordt dat
een tiental jaar geleden meer mogelijk werd voor de pachters. Denk aan
pachtrechten en aan mogelijkheden voor samenwerking. Harde conclusies zijn niet
te trekken omdat je simpelweg niet weet hoe het was gegaan als dit niet
veranderd was. Gebaseerd op de kennis en ervaring van de projectgroep durven we
dit verband echter wel te leggen. Het is nog te vroeg om te kunnen bepalen wat
het effect is van het project Weidse Waarden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten