woensdag 17 december 2014

Uit de 'oude' doos - het rapport Dijksterhuis

In 1975 is het rapport van Ir F.L. Dijksterhuis verschenen met een schat aan informatie over alles wat er gaande was en de beelden die men toen had. Ik heb het rapport mogen lenen en hieronder een aantal punten uit het rapport:

In 1879 was er voor het eerst de bepaling dat bij 10-jarige verpachting het mogelijk was om voortijds 'onderhands' te verlengen. Dat betekende dat een familie zo lang op hetzelfde erf kon blijven boeren. Het werd zo toch meer 'jouw' bedrijf dan een 'tijdelijk' bedrijf.

De pachtsituatie heeft gezorgd voor vrij veel bedrijfsovernames door schoonzonen. Zij konden immers relatief makkelijk een pachtbedrijf overnemen

Dijksterhuis vraagt zich af of de ruilverkaveling en uitplaatsing van de stadsboeren niet te vroeg was, vrij kort erna kwam er een saneringfonds. Wellicht hadden een heel aantal 'Stadboeren' of 'Koeboeren' daar anders wel gebruik van gemaakt.

Het rapport noemt de aanleg van de NOP als een 'verlossing uit het isolement'

De melkproductie per ha steeg van 3000 kg /ha in 1949 naar 7500 kg/ha in 1974.
Opvallend was dat de nieuwe erven meer melk per ha produceerden terwijl er wel dezelfde veebezetting was. Wellicht oudere koeien? Minder goede genetische aanleg van de koeien? Toch nog wat meer aandacht voor hooibouw en verkoop?

Begin jaren 70 is de algemeen gewenste veebezetting per bedrijf op Kampereiland e.o. al aanwezig.

De noodzaak om te groeien was er ook toen al schrijft Dijksterhuis:
‘Overigens wordt de ondernemer gewoon gedwongen om meer te produceren. Dit is het enige middel om zijn arbeidsinkomen op peil te houden wanneer de grens van kostenbesparing is bereikt.'

En over het landschap schrijft hij: 
'Het landschap is moeilijk ongerept te houden. De welvaart slaat ook hier toe.' 
(nav de recreatie bij het ganzendiep).

Bijzonder om dit soort rapporten te lezen, Er is eigenlijk maar weinig nieuws onder de zon. Ontwikkeling en verandering is van alle tijden. 

Ik ben benieuwd hoe men over 40 jaar terugkijkt op wat er in deze jaren allemaal gebeurt!

Het advies uit het vorige promotieonderzoek over Kampereiland is niet opgevolgd…

In 1953 verscheen het boekwerk ‘Een stad en haar boeren’ bij uitgeverij Kok te Kampen.
Dit boek is het product van het promotieonderzoek van G. Hendriks. Het onderwerp was het verschil tussen de ‘Eilandboeren’ en de ‘Stadsboeren’.

De aanleiding was de plannenmakerij voor de ruilverkaveling waarbij ‘Stadsboeren’ de kans kregen om naar een boerderij tussen de ‘Eilandboeren’ te gaan.

Het onderzoek had als advies: de verschillen in achtergrond en cultuur tussen de stadsboeren en de eilandboeren is erg groot. Het is zo groot dat er ‘wrijving’ te verwachten is. Daarom was het advies om de ‘Stadsboeren’ als groep bij elkaar te houden en dus niet ‘tussen te plaatsen’.

U weet hoe het gegaan is, de boeren zijn wel tussen geplaatst.
Het gaf ook best wel strubbelingen, maar dat had waarschijnlijk meer te maken met het kwijtraken van land door de ‘Eilandboeren’ dan met de cultuurverschillen.

Als je zo met de kennis van nu nog eens terugdenkt aan die ruilverkaveling, dan zou je bijna kunnen zeggen dat Kampen te vroeg was met het oplossen van haar probleem. Het probleem was de Stadsboeren die eigenlijk op hun plek niet verder konden. Door de ruilverkaveling zijn er toen toch een 60-tal nieuwe boerderijen gebouwd. Prachtige nieuwe boerderijen met de laatste stand van de techniek. Met prachtige mestkettingen en mooie ruime en lichte grupstallen.


En toen kwam al vrij vlot de ligboxenstal. Wat mooi en modern was, was ineens niet meer ‘het nieuwste’. Het werkte prima die nieuwe stallen. Toch zal er best eens naar gekeken zijn met de gedachte ‘jammer dat hij zo nieuw is, het is zonde om hem nu al te vervangen door een ligboxenstal’.
 

dinsdag 16 december 2014

Weidegang en melkveehouderij op de Kampereilanden

Weidegang is een onderwerp dat veel aandacht trekt. Recent twee publicaties, een van het Convenant weidegang en een van Wageningen Universiteit (Alterra). Het aantal koeien in de wei neemt af.

op de Kampereilanden staan (nog?) veel koeien in de wei. Het gebied is voor een belangrijk deel onderdeel van een nationaal landschap. Betekent de afname van weidegang nu een bedreiging of juist een kans voor de Kampereilanden? Loop je achter bij de ontwikkelingen als de koeien nog buiten lopen? Of kan het 'achterlopen' juist ook weer een voorsprong worden?

De huiskavels zijn vaak goed gelegen, dat is in ieder geval een voordeel. Welke kant het ook opgaat, het is in ieder geval zaak uit te gaan van de eigen kracht en mogelijkheden en daarbij de eigen uitgangspositie in een mooi gebied te benutten. Niet omdat het moet, maar omdat het kan.

Hier het rapport van Alterra:

Impact groei melkveehouderij op weidegang en landschap
          http://edepot.wur.nl/326605

en de twee persberichten (leuk om naar de verschillen in insteek te kijken trouwens)

WUR-Alterra
           http://www.wageningenur.nl/nl/nieuws/Koe-verdwijnt-uit-het-landschap.htm

Agriholland (persbericht van Milieudefensie):
           http://www.agriholland.nl/nieuws/artikel.html?id=165527


Kijk ook eens op de site van milieudefensie hoe zij communiceren over koeien in de wei.
Je hoeft het niet met ze eens te zijn om toch wel te kijken hoe zij communiceren en wat zij belangrijk vinden :-)

https://wijwillenwei.milieudefensie.nl/

Wel of niet vernieuwen van grasland?

Even een bericht tussendoor over grasland. 

Moet je grasland wel of niet vernieuwen? Voor de biodiversiteit en het landschap is oud grasland toch wel erg mooi. Maar de druk op de opbrengsten wordt ook steeds hoger. En daarmee ook de roep of druk om grasland te vernieuwen.

Onderstaand een bericht over een onderzoek op dit terrein met een verrassende uitkomst:

Oud grasland op zeeklei levert

hoge opbrengsten

Oud grasland levert vergelijkbare tot hogere opbrengsten op dan nieuw grasland. Die conclusie wordt getrokken op basis van recent onderzoek op 10 melkveebedrijven op zeeklei, waar jong en oud grasland vergeleken worden op productie, voederwaarde, bodemkwaliteit en biodiversiteit. Bij de behandeling waar niet bemest wordt met stikstof, blijkt de productie zelfs bijna 10% hoger te liggen. De resultaten zijn verrassend, omdat veel agrarische ondernemers grasland juist vernieuwen om een hogere productie te behalen. 

Het onderzoek is tijdens het afgelopen seizoen uitgevoerd bij melkveehouders in de provincies Friesland en Groningen vanuit het project Goud van Oud Grasland. Op elk melkveebedrijf is van een jong en oud grasland de productie gemeten bij 0 en 300 kilo stikstof per hectare. De opbrengst varieerde bij 0 kilo stikstofbemesting tussen de 6,9 en 12,9 ton droge stof per hectare. Met een bemesting van 300 kilogram stikstof per hectare uit kunstmest varieerde de opbrengst tussen de 13,8 en 18,0 ton droge stof per hectare. 

Graslanden ouder dan 20 jaar hadden gemiddeld een hogere opbrengst dan de percelen jonger dan 10 jaar. Voor de onbemeste behandelingen leverde het oude grasland 10,2 ton droge stof per hectare tegen 9,4 ton per hectare op het jongere grasland. Oud grasland dat werd bemeste met 300 kilo stikstof per hectare leverde een hectareopbrengst van 15,9 ton droge stof. Op het jonge grasland was dat 15,6 ton. Zonder stikstofbemesting produceren 8 van de 10 oude graslandpercelen beter dan de jonge percelen op hetzelfde bedrijf. Door de bemesting met stikstof wordt het verschil in productie tussen jong en oud grasland kleiner.

Zonder stikstofbemesting varieerde de stikstofopbrengst van het grasland zelf van 113 tot 250 kilogram stikstof per hectare. Met een bemesting van 300 kilo stikstof per hectare uit kunstmest varieerde dit van 320 tot 483 kilo. Oud grasland had gemiddeld een hogere stikstofopbrengst dan de jongere percelen. Zonder stikstofbemesting was het verschil 198 kilo versus 172 kilo stikstof per hectare. Wanneer er 300 kilo stikstof uit kunstmest was gegeven leverde het oude grasland 391 kilo stikstof en het jonge grasland 378 kilo stikstof per hectare.

In het project Goud van Oud Grasland (2013-2015) wordt niet alleen gekeken naar de opbrengst van oud grasland maar ook naar biodiversiteit en andere maatschappelijke diensten, en het langjarig effect van bemesting op bodemkwaliteit en productie. Daarnaast wordt onderzocht welke factoren oud grasland productief houden en hoe een agrarische ondernemer daarop kan sturen. Goud van Oud Grasland is een project van LTO Noord en wordt uitgevoerd door Projecten LTO Noord, het Louis Bolk Instituut en Hogeschool Van Hall Larenstein. Het wordt gefinancierd door de provincies Friesland en Groningen, de LTO Noord Fondsen en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling.

bron: Louis Bolk Instituut, 15/12/14